Erikjan Vermeulen
Architectenbureau Concrete
Woontorens met vijfhonderd appartementen in New York. Luxe interieurs voor hotels van Rome tot Miami en Japan. Het moge duidelijk zijn: architectenbureau Concrete verovert de wereld. Oud-Texelaar Erikjan Vermeulen is partner van het Amsterdamse bedrijf, waar vijftig mensen dagelijks werken aan spraakmakende projecten.
Het is elf uur ’s ochtends, een prachtige voorjaarsdag. We zijn op weg naar het ‘house of Concrete’, zoals Erikjan het liefdevol beschrijft. De zon schijnt uitbundig op de Wallen, een plek waar het leven pas begint zodra de schemer valt. Rode neonletters op de seksshops, een geur van wiet zindert langs de grachten. Felle zonnestralen verdoezelen voor éven de rauwe randjes van het Amsterdamse nachtleven. Wandelend tussen de eerste toeristen vinden wij onze bestemming: een monumentaal grachtenpand, ingeklemd tussen een barbiershop en een lingeriezaak. Eenmaal over de drempel ontdekken we een creatieve hotspot. Er klinkt een mengelmoes van Nederlands en Engels door de gangen. Een groter contrast met de weidse natuur van Texel kunnen we ons niet voorstellen. Toch liggen daar de roots van Erikjan. Hij is er ‘ien’ van Elko Vermeulen, eigenaar van het voormalige bouwbedrijf uit Oosterend.
Het zaadje voor zijn latere succes is daar geplant. ‘Ja, dat kun je best zo stellen’, begint Erikjan. ‘Als jochie kroop ik het liefst achter de tekentafel van mijn vader. Die staat trouwens nu bij mij thuis, het heeft toch sentimentele waarde.’ Het gezin Vermeulen telde vier jongens, die graag hun heil zochten op het erf. ‘We hadden alle ruimte en gereedschap voorhanden. Er bestond natuurlijk geen Ipad’, lacht hij. ‘Met resthout konden we naar hartenlust timmeren en boomhutten maken. We werkten ook allemaal mee in de bouw. Tot verdriet van mijn vader heeft niemand zijn bedrijf overgenomen.’ Toch kruipt het bloed waar het niet gaan kan, want drie zoons zijn de bouwwereld trouw gebleven. De één is docent op een vakschool, de ander is projectleider vastgoed. Erikjan koos bewust voor de architectuur. ‘In het ontwerpen kon ik mijn creativiteit kwijt, daarvoor had ik meer gevoel dan voor het bouwen zelf.’
Kill your darlings
De Texelse nuchterheid – en praktische kennis – die Erikjan van huis uit meekreeg, sijpelt ongemerkt door in zijn huidige werk. ‘Wat mij vooral is bijgebleven uit die tijd, is het ondernemerschap op het eiland. Er zijn geen grote bedrijven en veel mensen werken voor zichzelf. Ze nemen hun verantwoordelijkheid en lossen problemen op. Die eigenschappen vind ik ook typerend voor Concrete. We zijn creatief en innoverend, maar tegelijkertijd realistisch. Bij elk project is ons motto: form follows live. Een architectonisch hoogstandje is leuk, maar mensen moeten zich er wel thuis voelen.’ Dat klinkt logisch, maar volgens Erikjan prevaleert bij veel architectenbureaus creatie boven functionaliteit. ‘Wij doen wél concessies als het nodig is. Kill your darlings, zoals je dat zo mooi zegt. Ons bureau zoekt daarom bewust naar ondernemende opdrachtgevers die van een beetje risico houden.’
In 2004 dook Concrete zélf in een ondernemend avontuur. Oprichter en mede-partner Rob Wagemans ontwikkelde met citizenM een nieuw hotelconcept. Hij reisde veel en kon – tot zijn eigen frustratie – geen goede en betaalbare hotelbeleving vinden. ‘Het speelveld was verdeeld tussen hotelketens als Holiday Inn en duurdere boutique hotels. Er zat niets tussenin en wij zijn in dat gat gesprongen’, legt Erikjan uit. Hotelketen citizenM biedt compacte kamers voorzien van modern design en slimme techniek. Beneden geen zielloze foyer, maar ruimtes met kunst, een koffiecorner en een goed restaurant. Een home away from home, en dat idee bleek een schot in de roos. Inmiddels zijn er wereldwijd ruim dertig citizenM-hotels, en het aantal blijft groeien. ‘citizenM was voor mij het startschot als partner’, vertelt Erikjan. ‘Sinds de oprichting in 1997 stond Concrete vooral bekend om haar interieurdesign voor bedrijven als Coffee Company en Supperclub. Nu moest er een heel gebouw worden uitgewerkt, dus kwam ik erbij.’ Om het concept betaalbaar te houden, bedacht Concrete een out of the box-oplossing. Letterlijk, want de hotelkamers worden volledig geprefabriceerd in hun eigen fabriek. ‘We laten alle onnodige items weg, maar wát er staat, is van hoge kwaliteit. Onze grootste truc was een bed voor het raam plaatsen. Zo houden we de indeling heel efficiënt.’ Deze vorm van conceptueel bouwen heeft het Amsterdamse architectenbureau in één klap internationaal op de kaart gezet.
Dorpsgevoel in de stad
Het familiebedrijf Ironstate uit New York, dat ruim tienduizend huurwoningen beheert, kwam Concrete op het spoor. Zij wilden af van grote, dure appartementen die maar al te vaak de huurmarkt in de VS domineren. Concrete moest ook déze wereld upside down keren met efficiëntie, kwaliteit en vooral een warme leefomgeving. Erikjan en zijn partners staken de oceaan over en startten met Urby. De woongebouwen die zij onder deze naam ontwerpen zijn geen losstaande projecten, maar vormen een handelsmerk. Inmiddels staat de teller op zestien Urby’s in en rond New York en Dalles. Er wordt ondertussen getekend voor steden als Washington en Miami.
Wat is het idee erachter? Urby biedt bewoners keuze uit drie standaard appartementen, variërend van 40 tot 80 m2. Voor Amerikaanse begrippen zijn dit compacte woningen. ‘Maar je krijgt er als bewoner veel voor terug’, verzekert Erikjan. Urby investeert in publieke ruimtes en een fijne woonomgeving. Een entreecafé, gemeenschappelijke tuin, muziekstudio en lokale shops; er wordt ingespeeld op de behoeftes. ‘Ironstate zocht bewust naar een Europees architectenbureau’, vertelt Erikjan over het ‘hoe en waarom’ van zijn Amerikaanse ambitie. ‘Europeanen zijn slim met kleine ruimtes en hebben een lange traditie van community building. Alles gebeurde vroeger rond het dorpsplein. Daar had je een kerk, de bakker en de slager en ontmoette je elkaar. Dat ‘dorpse’ gevoel willen we met Urby ook creëren. Mensen willen geen anoniem woonfort, maar een plek waar je thuiskomt.’
Typisch Amerikaans
Concrete pakt het vanaf het begin ‘anders dan anders’ aan. ‘Normaliter begint een architect met het gebouw. Wij draaien het om en ontwerpen eerst de perfecte woning. Dan moet je van binnenuit gaan denken. Wat zie je als je wakker wordt? Hoe voelt de ruimte?’ In een pakhuis hebben we een modelwoning vanaf scratch opgebouwd. Daar kun je in rondlopen en kijken of alles klopt. Vervolgens deden we een testproject met achtenveertig woningen. Ja, daar heb ik zelf ook geslapen en geleefd. De huurders hadden als belangrijkste commentaar dat de Wifi het niet goed deed. Een opsteker’, glimlacht hij.
Ondertussen leert zijn team van ieder Urby-project en blijft het merk zich ontwikkelen. ‘In coronatijd ging iedereen meer pakketjes versturen. Dat bracht ons weer op ideeën. We hebben een ruimte gemaakt met postbussen, waarin Amazon de pakketjes direct aflevert. Meestal zitten die boxen verstopt in een hoekje, maar binnen Urby maken we er gelijk een ontmoetingsplek van. Er staat een apparaat met gefilterd water – want in de VS smaakt het water naar chloor. Aan de inpaktafel ligt plakband en papier, waarmee je pakketjes zelf inpakt voor retour. In Amerika is er een conciërge in het gebouw, dus alles wordt netjes beheerd.’ Erikjan vindt het inspirerend werken. ‘Het is typisch Amerikaans om overal kansen te zien. En een beetje opportunistisch, want zo’n pakketruimte biedt een meerwaarde. Bewoners krijgen het gevoel: hé cool, er wordt met mij meegedacht. Hopelijk een reden om het huurcontract weer te verlengen.’
Creatieve bubbel
Het is een prachtige kans die Concrete heeft gepakt in Amerika. Een relatief klein bureau dat zoveel projecten uitrolt; hoe pak je dat aan? ‘Onze rol is het creatieve ontwerp en wij bedenken welke voorzieningen passend zijn. Urby heeft één filosofie, maar elk gebouw ziet er anders uit. Harrison, net buiten New York, is een stoere buurt. Daar kiezen we bewust voor een industriële look. In Philadelphia staan twee kleinere gebouwen en mixen we de voorzieningen. Een bibliotheek in het ene gebouw, de gym in het andere. De technische uitwerking gebeurt door lokale architecten, maar wij blijven de regisseur. Ik laat het project niet los’, knikt Erikjan. Hij houdt trouwens wel rekening met de Amerikaanse bouwstijl. Er is namelijk minder keuze in materialen en afwerking. ‘De liefde voor ambacht is anders. Het kost soms moeite om de juiste vakmensen te vinden.’ Linksom of rechtsom: Urby blijft een grote klus. Heb je nooit met de gedachte gespeeld: we gaan naar Amerika? ‘Ja, zeker’, beaamt hij. ‘Maar daar zijn we snel vanaf gestapt. Ik heb twee pubers en heel eerlijk… Amerika is geweldig om te werken, maar ik wil mijn kinderen niet in die maatschappij laten opgroeien. Verder bevalt onze huidige werkwijze heel goed. Samen met collega’s reis ik elke twee maanden naar de VS. In die week dat wij daar zijn, gooit iedereen zijn problemen bij ons over de schutting. Constructeurs, aannemers, de opdrachtgever. Als je daar een bureau zou hebben, word je meegezogen in alle obstakels. Wij blijven dus liever in Amsterdam. In onze creatieve bubbel kunnen we heel vrij werken. Bovendien willen we groeien in ambitie, niet in grootte. Ik ken alle projecten en sta nooit voor verrassingen op een bouwplaats.’
Conceptueel bouwen
Tussen alle bedrijven door richtte Erikjan zijn focus op de Nederlandse woningmarkt. Een startup wist de architect te strikken voor een nieuwe uitdaging. MOOS – in the middle of our street – ontwikkelt modulaire woningen voor de sociale huursector. Niet voor niets kwam Concrete als partner in beeld. Het team weet als geen ander hoe je wooncomfort in een compacte ruimte creëert. De ervaring vanuit Urby en citizenM komt van pas aan de tekentafel, al is het geen kwestie van copy paste, benadrukt Erikjan. MOOS werkt met meerdere partners, die samen het bouwproces van a tot z beheren. Ook hierbij is het idee helder: betaalbare, duurzame woningen neerzetten waarin mensen prettig wonen. Dankzij het slimme ontwerp kan MOOS diverse types leveren, van grondgebonden woningen tot appartementen en woontorens.
Concrete bedacht een standaard unit, die precies op een vrachtwagen past. De creativiteit schuilt onder meer in extra nissen waarin de bewoner een piano, bureau of speelhoek kwijt kan. ‘Zo voelt het huis niet als een pijpenla, maar bied je een ruimtelijk effect.’ De eerste woningen rolden begin 2023 uit de productiehal en er liggen contracten op tafel voor nog zo’n zevenhonderd woningen. Een van de opdrachtgevers van MOOS is NH Bouwstroom. Deze club van acht Noord-Hollandse corporaties, waaronder Woontij, wil de woningnood in onze regio aanpakken. Samen met marktpartijen en gemeenten probeert het snel en flexibel te bouwen. ‘Wat mij betreft heeft conceptueel bouwen de toekomst’, zegt Woontij-directeur Jan van Andel desgevraagd. ‘Als kleine corporatie hebben wij daarin gepionierd, soms met wisselend succes. Maar de ontwikkelingen gaan hard. Grote bedrijven als Dijkstra Draisma bouwen nu speciale fabrieken voor prefab woningen. En vergeet niet: we zitten met het stikstofprobleem en grote personeelstekorten. Dat vraagt om een nieuwe manier van werken.’ Op Texel gaan we overigens nog geen MOOS-woningen terugzien. Nóg niet, want Woontij heeft lopende afspraken met partijen als Rabo Smartbuilds. ‘De visie van NH Bouwstroom sluit wel naadloos aan bij onze ideeën. Zodra het kan, gaan we zeker samenwerken.’
Flinke investering
Erikjan wil graag een algemene misvatting rechtzetten. ‘Modulair bouwen is praktisch, maar niet per se goedkoper’, zegt hij. ‘De winst zit hem in de aantallen én langdurig commitment. Het maakt verschil of je vijftig of vijfduizend kranen gaat bestellen in een paar jaar tijd. Dat doet iets met de prijs. Wij vinden kwaliteit een belangrijke maatstaf – ook voor sociale woningbouw. Het geld dat we overhouden met grootschalige inkoop, steken we in goede materialen. Een mooie dakrand, of een stevige houten voordeur. Zo geef je mensen een gevoel van waardigheid. Jouw woning is immers geen ‘dertien-in-dozijn’, maar er wordt flink geïnvesteerd. Want dat is nog zo’n misvatting: modulaire bouw is geen eenheidsworst. We gebruiken diverse materialen of laten gevels verspringen voor een speels effect. Het moet er juist niet uitzien als een containergebouw.’
Een jongensdroom
We onderbreken het gesprek voor een tour door het grachtenpand. Erikjan leidt ons trots rond. Deze bruisende werkplek moet ongetwijfeld een dagelijkse portie inspiratie geven. Een ingenieuze kast in het trapgat – drie verdiepingen hoog! – staat vol boeken van onder meer Rem Koolhaas en Erwin Olaf. Kleurstalen, stukken steen en bouwtekeningen liggen verspreid door de werkkamers. De muur is behangen met fotolijsten en grappige quotes. ‘O ja, het is mijn beurt om een nieuwe aan te leveren’, wijst hij. Hoewel Erikjan nuchter zijn verhaal afsteekt, zijn we toch nieuwsgierig: jij leeft beslist jouw droom, toch? ‘Natuurlijk! Ik mag wereldwijd samenwerken met geweldige vakmensen. Bij ons nieuwste project in Birmingham bouwen we een klein stukje stad, inclusief landschapsinrichting. Het toont ons DNA, want wij houden ons niet aan scheidslijnen van architectuur, interieur of grafische identiteit. Uiteindelijk wil je mensen in het hart raken’. Een druk leven dus, waar ruimte voor vrije tijd schaars is. Maar als het op reizen aankomt, zal Erikjan binnenkort vaker voor eigen land kiezen. Of beter gezegd, voor eigen eiland. ‘Ik heb het vakantiehuis van mijn vader gekocht, dat ik ooit zelf heb getekend. Heerlijk om hier de rust te zoeken.’